La Fête des crêpes

20160131_1438112 februari is een bijzondere dag. Christenen vieren Maria Lichtmis, een herdenking aan de Presentatie van de Heer in de Tempel waarbij Jezus wordt opgedragen aan God. Op Maria-Lichtmis worden traditioneel kaarsen gewijd en een kaarsenprocessie gehouden. In het Frans spreekt men van La Chandeleur, la Fête des Chandelles – het feest van de kaarsen. In Frankrijk geeft alles sowieso meer licht.
Maria lichtmis betekent de intrede van het licht. Ook letterlijk. Vanaf die dag mag de zon komen piepen, staan er gele tulpen in huis en ziet de wereld er minder somber uit. De avant-printemps zeg maar.
Op 2 februari worden ook traditioneel pannenkoeken gebakken. Een gebruik dat wij in ere houden. Mijn zoon is gek op pannenkoeken. Enkele jaren geleden kreeg ik van hem als kerstpakje een pannenkoekenpan cadeau. Enig opportunisme is hem niet vreemd. En dus eten wij op 2 februari pannenkoeken. Pannenkoeken volgens een Frans recept – zonder suiker in het deeg. Het beleg is zoet genoeg: mijn zoon kiest steeds voor choco, ikzelf voor kandijsuiker.
Ons Fête des crêpes kreeg  vijf jaar geleden een ferme deuk. 2 februari is de dag waarop mijn moeder begraven werd. En dus herinnert Maria Lichtmis voortaan aan die sombere dag. Om één of andere reden voel ik de noodzaak om naar het kerkhof te gaan. Nochtans heb ik een hekel aan die plaats. Een plek waar je geconfronteerd wordt met de realiteit, waar je ziet dat je moeder echt dood is, een plaats waar je jezelf niet meer voor de gek kan houden. En toch zijn er momenten dat ik er naartoe gezogen word. Niet dat ik er uren slijt, verre van. Ik kan niet rap genoeg weer weg zijn. Even de bloemen checken en weer weg. Vroeger reed ik ook nog een blokje om, om mijn ouderlijk huis te passeren. Van die gewoonte ben ik uit zelfbehoud afgestapt, maar een bezoek aan het kerkhof blijft een heilig moeten.  2  februari is behalve een dag van licht en pannenkoeken, ook een dag van het kerkhof geworden. Toch wil ik op 2 februari  de voorkeur aan het licht geven, en niet aan het verdriet. Zon en pannenkoeken zijn belangrijke ankers in deze tijden en een voorbode van een prachtige, warme lente.

 

Over moeders, die blijven leven

Verschenen in De Bond van 29 januari 2016

Afscheid nemen van je moeder. Hoe doe je dat? Is afscheid überhaupt mogelijk? Hou je door je eigen leven, door je herinneringen haar levend? Of is dat slecht een wens, tegen beter weten in, van een eeuwig rouwend kind? Adriaan Van Dis en Maarten ’t Hart schreven afgelopen jaar een boek over hun overleden moeder. Om afscheid te nemen, om af te rekenen, rouwend, uit liefde of was het om een verhaal te maken, een verhaal om de waarheid draaglijk te maken? Een verhaal over een nieuw  of ander leven. Adriaan Van Dis: Ik zou haar een papieren leven geven, of nog beter : een nieuw leven. Een leven waarin ze weer goed kon lopen, haar lippen kleurde, wijde rokken droeg of haar vuurvaste mantelpakken. Een dansende moeder wilde ik opvoeren, een knokkende moeder. De sterke vrouw uit mijn jeugd.

Ik blijf
Ik kom terug, de roman van Van Dis, verzamelt  de verhalen van zijn moeder.  Ze verbreekt de stilte in ruil voor een zelfmoordpil.  Ze sterft uiteindelijk tijdens Van Dis’ afwezigheid. Hij ziet haar niet meer terug.  Of toch. Ze komt  terug: om tevreden te knikken bij hetgeen hij over haar schrijft.  In Magdalena van Maarten ’t Hart sterft zijn moeder na haar aankondiging Dit is de laatste keer dat je me ziet.  Woorden die blijven dreunen en voortleven in zijn hoofd, net als zijn moeder. De moeder van Van Dis is geen hartelijke, beminnelijke  vrouw, en ook de moeder van Maarten ’t Hart vertoont bijzonder eigenaardige, koele karaktertrekken. Toch merk je dat beide kinderen hun moeder geweldig ontzien en uiteindelijk een liefdevol portret maken waarin hun moeder voortleeft. Geen van beiden lijkt ooit onthecht, van loslaten is het nooit gekomen. Ik kom terug had evengoed Ik blijf  kunnen heten. Arnon Grunberg  schrijft in het artikel Over moeder worden in De Morgen: Alleen nu ik zelf mijn moeder ben geworden, kan ik niet meer zeggen dat ik op haar wacht. Ik wacht op mezelf. Ook Adriaan Van Dis en Maarten ’t Hart wachten voortaan op zichzelf. Net zoals zovele anderen die hun moeder verloren.

Ik kom terug van Adriaan Van dis is uitgegeven bij Uitgeverij Augustus en kost 19,99 euro Magdalena van Maarten ’t Hart is uitgegeven bij Uitgeverij De Arbeiderspers en kost 19,99 euro

Knipsel

 

 

 

Winter in mijn lijf

Mijn lijf verdraagt de winter niet, mijn hoofd evenmin. Mijn energie is op en mijn weerstand voorbij . Slapen wordt almaar moelijker, de vermoeidheid niet meer te overzien. De winter dringt ongevraagd mijn lijf binnen, sneeuw vult mijn kop. Alleen warmte en ook wel antibiotica kunnen mijn ontstoken lichaam helen. In tussentijd lig ik op de bank, onder een deken, soms met een laptop, vaker dolend in mijn dromen. Dromen van een leven met enkel zomer, met licht en warmte, dromen van een leven met een onbereikbare man, dromen van een leven als in een verdwaasde Vijf-film, dromen van een leven in een boek, met een pen, dromen van een leven in Frankrijk.
En plots komt – bijna uit het niets – wat licht en piept de lente. De zon doet vandaag aardig haar best om mij te behagen. En het wordt wat warmer.  Onbereikbare mannen lijken precies wat dichter te komen en het leven van een Vijf-film neigt zowaar naar het mijne. Ik droom nog. Hyundai gaat in op mijn vraag om een onbekende als ambassadeur van hun merk te maken. En dat zorgt voor lente en hoop. Ik ben er blij om, trots ook. Het leven in mijn boek stemt nog niet overeen met het mijne, maar misschien hoeft dat niet. En intussen laat ik mijn lijf wennen aan wat warmte, smelt de sneeuw en sluit ik weer mijn ogen. In mijn dromen rij ik naar het zuiden van Frankrijk, waar mijn lijf nooit meer tegensputtert en de koude niet meer van mij is. Een leven waarin ik mijn verhaal aannemelijk en af maak. Een leven waarin de koffie altijd heerlijk is. Een leven waarin mijn zoon en ik op een zonovergoten terras in Les Vans lachen naar de zon. Ik droom verder en blijf dromen. Tot het uiteindelijk warm wordt.

Blue Wednesday

Als blue Monday al bestaat, dan kan deze woensdag als serieuze concurrent van die deprimerende maandag doorgaan. Woensdag is mijn vrije dag en in principe kan alles dan wat trager. Ik moet ook niet midden in de nacht uit bed om de trein te halen. Nadat ik mijn zoon naar school gebracht heb, is er tijd voor koffie, de krant, extra lang in de badkamer met peelings en maskers – niet dat dat iets uithaalt, maar het idee van wat verwennerij stemt mij meestal goed.
De postbode gooide vandaag – niets vermoedend – roet in het eten. Hij belde aan – met een pakje. Cadeautjes maken mij blij. Echt waar. Het pakje dat hij vandaag bij zich had, maakte mij weemoedig. Het onthulde een Maria-beeldje en een soort van superklein pillendoosje in de vorm van een koffertje met binnenin een Maria-afbeelding. Afzender was een kloosterzuster, een vriendin van mijn moeder.  Tussen inpakpapier, strikjes en Maria zat ik aan de keukentafel te snikken. Daar ging het effect van mijn masker. De zuster denkt vaak aan ons en dat ontroert mij, keer op keer.
Ik fatsoeneerde mij wat en ging daarna naar de bakker. In de winkel, achter de toonbank, stond de schoonmoeder van de bakker. Een hartelijke vrouw die om één of andere reden aan mijn moeder doet denken. Ze vroeg of er veel sneeuw in Brussel was, want dat had ze gehoord in het nieuws en ze had aan mij moeten denken. Weer groeide die krop in mijn keel. Behalve mijn zus, zijn er niet echt veel mensen meer die met mij inzitten. We klagen samen wat over het winterweer en de gladde wegen. Als ik weg ga, zegt ze: let op hé meisje. Ik hou het echt niet meer en verlaat wenend de bakkerij.  Teveel bekommernis doet mij huilen. In feite doet vandaag alles mij wenen. Ik heb een overschot aan tranen. Als ik later bij de groenteboer sta en zijn dochter vertelt dat ze in dit weer niet durft autorijden, maar dat haar vader zal rijden, dan neem ik het haar bijna kwalijk dat zij nog ouders heeft. Nee, het is echt mijn dag niet.
’s Middags stort ik mij op een troostkoop. Om de pijn wat te verzachten. Morgen is gelukkig weer een dag.

Ook wij hebben een auto nodig

Met meer dan gewone belangstelling las ik afgelopen weekend het artikel ‘Een auto in ruil voor een privéconcertje – Waarom autofabrikanten deals sluiten met bekende Vlamingen’ in De Standaard. Sommige bekende Vlamingen krijgen een auto in ruil voor quasi niets. Mazda werkt met een soort van ambassadeurschap, met mensen die in hun merk geloven, BMW wil wat actes de présence van die BV’s op hun evenementen, Mercedes werkt niet met bekende Vlamingen.  Renault liet in een reclamespot Kevin Spacey in een Renault Espace opdraven in de hoop dat klanten zijn voorbeeld  zouden volgen. Maar is dat wel zo? Volgen we het koopgedrag van een vedette bij de aanschaf van een wagen?  Zou ikzelf, hoe gek ik ook op Gabriel Rios ben, een Mazda kopen omdat hij er met één rijdt? Ik betwijfel het. Mazda stelt duidelijk dat het hen ook daar niet om te doen is. Hun ambassadeurs geloven in hun merk – de meerverkoop is leuk meegenomen. Ga je bij de aankoop van een auto niet na of een gelijkaardig gezin als het jouwe baat heeft bij de aanschaf van die bepaalde wagen? Check je niet in eerste instantie of hij voldoet aan je behoeften? Speelt de prijs, het verbruik, het eco-gehalte niet eerder een rol dan pakweg de wens om Kevin Spacey te imiteren? Heb je niet veel meer aan een ambassadeur waarin je je herkent, dan aan iemand die je herkent van televisie?
Ik ben een alleenstaande moeder met één kind en heb een auto nodig. Een merk dat het waagt om een alleenstaande moeder als ambassadeur te hebben zou voor mij – en de groep alleenstaande ouders is heel erg groot – veel geloofwaardiger over komen dan pakweg een merk dat geilt op Kevin Spacey. Automerken hebben altijd al iets gehad met glamour en sexy. Dat is waar. Maar is het niet eens tijd om het glamour- en sexygehalte van alleenstaande ouders in de verf te zetten? Kunnen alleenstaande ouders  ook als voorbeeld gelden? En kan men eindelijk af van het cliché dat wij dom, vuil, verslaafd en werkloos zijn? Ook wij hebben een auto nodig. Ook de groep van alleenstaande ouders koopt wagens.  Sexy en glamour betekent niet noodzakelijkerwijs een halfnaakte vrouw op een motorkap. Het kan ook bijzonder sexy zijn om wat inhoud te hebben.
Ik daag de automerken uit om mij als ambassadrice van hun merk uit te roepen. Nee, ik heb niet zoveel volgers  als Sam De Bruyn, die stantepede een auto aangeboden kreeg nadat hij er op twitter één vroeg, nee ik ben niet bekend en zie er zeker niet uit als Veronique De Kock. Er zijn ook weinig mensen die mijn handtekening willen.  Maar ik (en velen met mij) wil wel graag geloven in een automerk dat een statement maakt, dat het aandurft om te promoten dat zij ook een merk voor alleenstaande ouders zijn. En beste autodealers, waag het niet om met het argument ‘dat zou een precedent scheppen’ te komen aandraven. Waag het niet om een consequent beleid in te roepen. België telt quasi meer bekende Belgen dan onbekende. Stel u voor dat u alle BB’ers ambassadeur  moet  maken omdat u gaat voor een consequent beleid. Ik wil maar zeggen: een precedent scheppen is een drogreden. Zie het investeren in een onbekende ambassadrice eerder als een privilege dat u iemand biedt om uw merk, uw inhoud ook, kracht bij te zetten.
Beste lezer, als u mij binnenkort ziet voorbij razen in een hippe nieuw car, weet dan dat er nog hoop is voor de auto-industrie.

 

The Xandres Experience

Xandres

Ik hou van kleedjes. Sobere, strak ontworpen kleedjes in kwaliteitsstof. Xandres-kleedjes. Niet zomaar confectiejurken. Xandres is een Belgisch label, dat staat voor klasse en kwaliteit. Naar hun eigen en mijn zeggen. Ik hou van Xandres, ik ben een fan.
Mijn liefde voor mode kwam niet uit de lucht gevallen. Mijn modegevoel werd mij met de paplepel ingegeven. Mijn moeder was altijd goed gekleed. Stijlvol. Geen synthetische rommel. Ze ging voor Belgische labels. Beter één goed stuk dan tien vormeloze lappen stof. Less is more – was ook haar motto. Mijn moeder had stijl, overschot aan allure. Ze zag er goed uit.
Winkelen bij Xandres is niet zomaar shoppen. Een bezoek aan Xandres heet een ervaring. Hun marketingploeg heeft dat goed gezien. Klanten van Xandres worden behandeld als goden. Goedgeklede goden. Van zodra je binnen wandelt in hun winkel, waan je je een stijlicoon. Omringd door al die mooie kleedjes, waar jij mogelijks goed zou mee staan, krijgt je zelfvertrouwen als vanzelf een boost. De dames van Xandres zijn geen winkelbediendes, maar stijladviseuses die je begeleiden naar het perfecte stuk. En dat lukt. Echt waar. Je merkt amper dat je geld hebt uitgegeven. Een blik op je banksaldo kan wel een schok veroorzaken – maar dat terzijde. Winkelen bij Xandres is een sensatie en nooit een ontgoocheling. Hun collecties zitten altijd juist goed: de kleuren, de stof, de snit, de afwerking. Het is er nooit over. Hun soberheid creëert een élégance waar ik van hou. The Xandres Experience. Merken gaan almaar meer voor een ervaring. In de buurt van de Opéra Garnier in Parijs heb je een grote Apple Store, geen winkel maar een omgeving waar je de Apple cultuur ervaart. Een stijlvol pand waar je verrast wordt door zoveel schoonheid en waarin die Apple artikelen uiteraard goed tot hun recht komen. Als nerd ben je daar de hipste vogel. Kopen lijkt een bijzaak, maar wordt wel steevast gedaan.
Xandres staat niet voor massaproductie, maar laat je uniek voelen in een kleed waar niet de halve stad mee rondloopt. Maar hoe stijlvol hun kledij ook is, stijl koop je niet. Zelfs niet bij hen. Stijl – om het met de woorden van Christine Lagarde, de topvrouw van het IMF te zeggen, dat heb je of dat heb je niet. Daar zorgt je moeder voor.

 

Mensenschuw

Ik weet niet meer wanneer het precies begon. Ergens op een dag na het overlijden van mijn moeder. Daarvoor was ik ook al geen sociaal dier, echt niet. Ik onderhield wel contacten, kwam al eens ergens, praatte met mensen. Ik sprak met hen af, zag hen terug. Het leek van ver op een sociaal leven, maar de rouw ontnam mij dat restje sociabiliteit. Verdriet isoleert, verdriet is geen bondgenoot, geen partner. Verdriet verslindt. Op die manier creëerde ik een soortement van cocon waar ik mijn zoon en zus in toe laat en mijzelf ook aan hen toelaat. Verder gaapt een grote afstand. Een afstand, een schuwte die ik koester.
Buiten de cocon heb ik drie vrienden: een meisje, een man en de hond van mijn zus. Het meisje zie ik quasi nooit. We sturen elkaar kaartjes, berichtjes en via sociale media tref ik al eens een foto van haar kinderen. Ik leef met het besef dat we welkom zijn bij elkaar en ook op elkaar kunnen rekenen. Ze was – hoogzwanger – aanwezig op de begrafenis van mijn moeder en verwierf daarmee levenslang krediet. Ze ligt mij na aan het hart.
De man kwam niet naar de begrafenis van mijn moeder, maar bouwde op een andere manier krediet op. We zien elkaar zelden. We sturen berichtjes, kaartjes. Ik vraag zijn advies, laat hem iets lezen. Hij belt soms. We spreken regelmatig af, maar zeggen op het laatst steeds af. Ik vaker dan hij. Ik zie hem zelden. Ik denk wel aan hem, ik kan hem goed hebben. Op afstand. Is hij de liefde van mijn leven? Nee, hij eet geen kaas en leest te weinig. Zijn hart is ook niet zo groot dat hij mijn liefde voor Patrick Bruel deelt. Maar hij is de man die ik verdraag. Hij heeft zelf geen cocon, eerder een grote verzameling – allemaal met afstand. Hij is minstens even schuw als ik en daardoor zijn we wat tot elkaar veroordeeld.
En dan is er de hond van mijn zus. Ik hou niet van honden. Ik vind ze vies, plakkerig. Ze produceren een soort van gehijg dat mij misselijk maakt, hun haren en vooral hun haaruitval degouteert mij. Toch is de hond van mijn zus mijn vriend. Ik zie hem zelden. Praten doet hij niet. Hij maakt mijn zus gelukkig en hij is verlekkerd op mijn gebak. Soms is dat genoeg.
Mijn vriendenkring – ik  weet niet of je een kring maakt met drie – is jawel, speciaal. Zielig? Misschien eerder pathetisch en door mij gecultiveerd. De vriendschappen spelen zich af in mijn hoofd, zoals quasi mijn hele leven opflakkert in mijn hoofd en in Frankrijk. Dus schrijf ik. Om mijn hoofd te luchten en de schuwte wat ruimte te geven.
1098131_10207087374416476_7075133578311291050_n

Tips voor een gelukkig leven

Afgelopen jaar stelde paus Franciscus tien tips op voor een gelukkig leven. 2015 was het jaar van zulke lijstjes. Ik ben onder de indruk van de tips van de paus. Niet dat ik als praktiserende katholiek door het leven ga, maar ik ben fan van Franciscus. Vanaf het begin. Toen hij het publiek op het Sint- Pietersplein in Rome aansprak met buonasera a tutti, wist ik dat het goed zat. Iemand die zich tot iedereen richt, is in deze  tijden van wij en zij eerder zeldzaam en beslist te waarderen. Ik ben ook fan van zijn lijstje. Zijn raad is bijzonder nuttig en het overdenken waard. ‘Zorg voor waardig werk voor jonge mensen’ is één van mijn favorieten. Ook over ‘Laat het negatieve los’ en ‘Ga de dialoog aan, in de eerste plaats vanuit het voorbeeld van je leven’ is er iets te zeggen.
Met de paus in gedachten vraag ik mij af wat mij gelukkig maakt en ik kom tot een lange lijst.
– Patrick Bruel die in mijn oren heel luid Casser la voix zingt
– Een boek van A.F.Th. van der Heijden lezen
– Brieven en kaartjes krijgen en zelf schrijven
– Parijs
– Humor
– Bloemen
– Een koffie drinken op het marktpleintje in Les Vans
– Het trotse gevoel na het schrijven van een tekst
– Een banaan eten op de trein
– Dat specifieke kleed in mijn maat vinden en het blijkt dan ook nog perfect te passen
– Iedere blijk van solidariteit
– Frans spreken
– De Papegaaienclub (dit is mijn zoon en mijn zus)
– Bakken
– Een compliment
– Een Vijf-film
– De krant op zaterdagochtend
– De koers
– Een warm bad
– De geur van Dior Addict
– Libelle
– De herinneringen aan mijn moeder

Ik kan nog even doorgaan. Ik schaam mij om zoveel gelukkige momenten. Ik schaam mij nog meer omdat ik al eens energie steek in een baaldag. Voortaan hou ik op zulke dagen mijn lijstje bij de hand.

Bon week-end à tous!

Famke

Januari is mijn maand niet. Winter, koude, korte, donkere dagen, de zomer die nog zo veraf is. En dan komt die zesentwintigste er aan – de dag waarop mijn moeder stierf. In mijn agenda fiets ik om die datum heen. Al weken op voorhand ben ik hierop gefixeerd: alles vertalen naar zoveel dagen voor of zoveel dagen na de zesentwintigste. De eerste maand van het jaar duurt zo verschrikkelijk lang. Ook februari sleept zich voort tot pakweg de derde week. Daarna verjaart Famke, het dochtertje van een vriendin, dan starten de voorjaarskoersen, volgt heel snel de primavera en ziet de wereld er heel anders uit. De lente maakt van mij een ander mens. De zon ook. Dalida zingt: Soleil, soleil, j’irais où tu iras. En dat is onvermijdelijk het zuiden. Het zuiden heet mijn geluk.
Maar eerst moeten we nog die kille weken door. De mama van Famke was hoogzwanger op de begrafenis van mijn moeder. Een beeld dat in mijn geheugen gegrift staat. Van de geboorte van Famke heb ik nauwelijks kunnen genieten. Ik was ver van deze wereld, van het leven ook. En toch is Famke heel erg verbonden met mijn moeder. Ieder jaar, op haar verjaardag, weet ik dat we de ergste weken achter de rug hebben en dat haar jonge leven leidt naar de zon. Famke symboliseert voor mij behalve nieuw leven, hoop. Hoop op een toekomst zonder, en toch ook steeds met mijn moeder.